Harry van Boxtel (2)

 

NULPUNT VAN DAVE MEIJER Hoe koud kan het zijn..?


1.
De activiteit van het schilderen bergt evenveel mogelijkheden in zich als er ooit mensen bestaan hebben, bestaan, of zullen bestaan. In iedere mens huist een schilder, compleet, met een eigen verbeelding, eigen verhaal, eigen handschrift, eigen visie, en die schildert, of doet dat niet, waarmee een schilder verloren gaat.
De schilderkunst wordt gevormd door een selectie uit wat voortgebracht wordt door deze activiteit van het schilderen, waarbij dat wat gelaten wordt het zwart vormt aan het firmament van de kunst dat zich uitbreidt als het heelal zelf.
Schilderkunst is licht, louter licht in het duister.

Daarnaast kijken we, kijken we altijd, met de ogen open, met de ogen dicht, hoofd in de wolken, voeten in de klei.

2.
Wanneer het verlangen bestaat kunst te maken, is het zaak, gegeven de immense veelheid aan mogelijkheden, een eigen positie te bepalen en zichzelf daarin uit te spreken.

De miljarden en miljarden aan mogelijkheden van de activiteit van het schilderen doen duizelen.
En de zon schijnt. De wind waait.

3.
Het standpunt van een kunstenaar kan uitgesproken zijn. Kan moedwillig de uiterste grens van de mogelijkheden opzoeken.

... Schilderen, en verder niets... Doelloos schilderen, niets voor ogen, niets op het oog... Geen enkele behoefte aan beeld.
Wat verschijnt, verdwijnt, en gaat roemloos ten onder in de verf. De behoefte iets voort te brengen bestaat niet, of niet meer.
De handeling van het schilderen valt samen met wat uitgesproken wil worden. Er wordt slechts geschilderd, dag in dag uit, jaar in jaar uit, op een drager, en het enige dat er voor onderhavige schilder lijkt te bestaan is de strijd tegen de droging van de verf.

Hier bevindt zich mogelijk een absoluut nulpunt van het schilderen, op 273 graden onder 0, en het brengt, in deze vorm, in een leven lang, ten hoogste één schilderij voort, en onvoltooid bovendien.

Het is koud hier, voor de schilder. Voor de schilder die slechts fundamenten voor zijn voortgang legt. Die slechts werkt aan wat onzichtbaar blijft.

4.
Bij kunstenaars die reductionistisch van aard zijn, is het verzet tegen het absolute niets van levensbelang voor hun kunst. Er moet beeld verschijnen, hoe minimaal ook, en wel
in de omgeving van een zo minimaal mogelijk verruimd nulpunt.

Iets moet zichtbaar worden, om te kunnen getuigen van de handeling van het schilderen, van de intenties van de kunstenaar, van de geleverde strijd, van wat speelde in het hoofd tijdens het werken, van wat op het oog was gedurende de omzwerving van het gezochte nulpunt.
Getuigenissen, als het ware, van iets dat zich aan hem toonde. Berichten, voor anderen.

5.
Yves Klein, de kunstenaars van Zero, Nulbeweging, Minimal art en Fundamentele schilderkunst getuigen in hun werk van een nulpunt, ieder van een eigen nulpunt. Van het meest fundamentele, van het meest wezenlijke, van het uiterste dat zich door hen denken en verbeelden laat.

6.
Het idee dat er iets fundamenteels te verbeelden valt, draagt het wiskundig principe in zich, dat in het meest fundamentele al het andere vervat is. Het meest fundamentele is het meest wezenlijke, en wel zodanig dat bij de ontvouwing ervan, al het andere zich op enigerlei wijze eveneens toont. Het Ene behelst impliciet al het andere. Het maakt het andere overbodig, maakt het, in de ogen van de reductionist, tot decoratie.

7.
Dave Meijer wil schilderen, moet schilderen, en wil schilderijen maken.
Na ieder voltooid schilderij wil hij weer schilderen, ondanks dat hij, na ieder schilderij een gevoel van mislukking ervaart.

Het schilderij zoals het verschenen is, wijkt uiteindelijk te ver af van het beeld dat zich in het hoofd voordeed, van het immanente beeld.
Het gerealiseerde werk zit te vast aan zijn materie. Het immanente beeld toont zich wel, maar lijkt zo zwaar, zo onverzettelijk in zijn gelijk.

Vaak schildert hij een nieuw schilderij over een reeds bestaand werk heen. Wat reeds geschilderd is blijft bestaan, maar nu in de onderlagen van een nieuwe poging om tot een schilderij te komen.

Wat met een kleine correctie begint, eindigt in een compleet nieuw schilderij, dat te zijner tijd, na eindeloze beschouwing, zoveel irritaties opgewekt heeft dat het weer bijgewerkt moet worden, en onontkoombaar verdwijnen zal onder de kritische en zoekende blik van de schilder.

Van de vuilnisbelt kan geen sprake zijn, van een eerlijk bestaan echter ook niet.

8.
Dan besluit hij de afzonderlijke werken niet meer over elkaar heen te schilderen, maar naast elkaar te schilderen. Hij gaat in reeksen werken. De formaten per reeks daarbij identiek, reeksen groot, en reeksen klein.

Het Ene schilderij is blijkbaar alleen in omtrekkende bewegingen te benaderen.
In de eindeloze overschildering, in een laatste beeld dat maar niet verschijnen wil, of in een ontvouwing wellicht binnen een reeks, in een veelheid van soortgelijken.

9.
Het Ene schilderij, als een Platoons idee.
Een schilderij dat zijn zuiverheid, zijn volmaaktheid, noodzakelijkheid en eeuwigheid slechts kent in een niet-materieel bestaan.

Het laat zich slechts benaderen, in evenveel mislukkingen.
De onvolmaaktheid in alles wat bestaat valt ook een schilderij ten deel.

10.
De mogelijkheid echter tot veelvuldige benadering binnen een reeks schept ruimte, lucht en rust.
De veelvuldige benadering tolereert, oogluikend, en met mate, het menszijn van de schilder.

11.
Het falen van de schilder kan wellicht beter als een vermeend falen beschouwd worden.
De beleving van het werk door de toeschouwer gaat zijn eigen gang. Het falen, een product van gestelde normen en eisen, kan hem volledig ontgaan, of zelfs een wezenlijke bijdrage leveren aan die beleving.

12.
Dave Meijer zoekt zijn eigen grenzen op.
Hij wil zichzelf leegschilderen, binnen gestelde beperkingen, in een individueel werk, of in een reeks, keer op keer.
Alles wat mogelijk is zichtbaar maken.
Tot er niets meer in hem is.
Tot alles gegeven is.

In de voortgang van een reeks wordt het pad smaller.
Ieder nieuw schilderij beperkt de mogelijkheden voor wat nog volgen gaat. Een nieuw schilderij legt verdere beperkingen op.
Een stap kan maar eenmaal gezet worden.
Wat rest, wat nog van de schilder is, raakt verder en verder uit beeld, en laat zich maar moeizaam naar voren halen.

13.
Het nulpunt van Dave Meijer bevindt zich aan de andere kant van het schilderdoek, in hemzelf.
In zijn poging tot iets wezenlijks te komen, geeft hij alles.
Tot hem niets meer rest.
Het werk is gedaan.

14.
Een reeks van Dave Meijer roept, naast zijn verschijning als totaliteit, tevens een idee op van het Ene, door hem nagestreefde schilderij.
Waar het individuele schilderij gedoemd is te mislukken, in de ogen van de schilder, lijkt de verzameling van onderdelen van de reeks milder te zijn. In de omcirkeling van het nagestreefde toont het zich, hoe summier ook, hoe ijl ook.
De veelheid suggereert het Ene beeld, de drager van de reeks.

Het Ene schilderij dat geen materie verdraagt. Geen licht zelfs.